
Een tijdje geleden kocht ik op een veiling een mysterieuze spanen doos met Chinese tekens en een vage afbeelding van een man achter een tafel. De betekenis van de teksten is mij nog steeds onduidelijk, maar de afbeelding heeft me naar de bijzondere wereld gebracht van de Chinese intellectuelen van de 16e en vroege 17e eeuw. Het was de periode van de late Ming, toen politieke en maatschappelijke structuren desintegreerden en kunstenaars en geleerden zich terugtrokken in hun eigen wereld van kunst en boeken. Een bekende geleerde was Li Rihua die het ideaal van de ‘scholar’s’ mooi onder woorden bracht: ‘Alles wat ik wil is rijst om te eten, vis voor de soep, goede wijn en fijne thee om te drinken en duizenden boeken in mijn huis en ik wil niet weg hoeven en ik wil niemand ontmoeten. Als ik zo 70 tot 80 jaar heb geleefd zal ik behoren tot het Koninkrijk van Eeuwig Geluk’.
De periode kende een grote artistieke bloei door een verbinding van de onthechte levenswijze van het Confusianisme met de vrijheid van geest van het Taoïsme. Fascinerend is de grote aandacht voor proces en detail. Men oefende zich in het onderscheiden van de smaken van water en de geuren van de lucht. Men maakte prachtige poëzie, tuinen en kalligrafische kunst. Het gehele leven werd tot kunst verheven en alle dingen hadden een grote waarde. Zo ontstond het fenomeen van de ‘scholar’s studio’. Een zorgvuldig ingerichte ruimte met boeken en voorwerpen die alle met respect werden behandeld en hun eigen plek hadden: penselenpotten, stempels, stenen, inkt, pennen, enz., enz. Op de foto heb ik met mijn eigen oosterse voorwerpen een vrije interpretatie gemaakt van het thema van de ‘scholar’s studio’. Hoe bescheiden ook, de tafel neemt me even mee naar een andere wereld waarin alles draait om respect voor de dingen en aandacht voor het detail.