
Al enkele malen citeerde ik de Italiaans-Engelse schrijver Mario Praz, die in An illustrated history of interior decoration (Londen, 1964) probeert te begrijpen waarom de mens zoveel tijd, energie en geld steekt in de inrichting van zijn huis. Hij komt tot het inzicht dat het interieur in essentie een projectie van het ego is. Het interieur als spiegel van de ziel! We gebruiken het interieur om uiting te geven aan onze individualiteit, om mensen om ons heen te laten zien wie we zijn. Maar we moeten eerlijk zijn: weerspiegelt ons interieur ons ware zelf of laten we zien wie we eigenlijk zouden willen zijn? Of, zoals Praz schrijft, ‘the ultimate meaning of a harmoniously decorated house is to mirror man, but to mirror him in his ideal being; it is an exaltation of the self’. Deze woorden geven veel stof tot nadenken en vormen ook het uitgangspunt voor hernieuwde bezoeken aan onze vrienden en kennissen en een zorgvuldige bestudering van hun interieur. Wat zien we? Toon me uw interieur en ik weet wie u bent.
Er is natuurlijk een valkuil. We denken dat we oorspronkelijke en originele individuen zijn, maar we onderschatten de invloed van trends en modes. In blogs, woonbijlagen van dagbladen en natuurlijk op instagram komen we al die hoogst originele en individuele interieurs tegen, maar tegelijkertijd zien we dat alles op elkaar lijkt. Dat is niet een negatief oordeel. Wat we zien is de werking van de geest van een tijdperk. Praz beschrijft de geschiedenis van het interieur als een permanente golfbeweging tussen abstractie en naturalisme, tussen ratio en gevoel, tussen mens en machine. Maar ook hier geldt dat het interieur vooral een ideaal is: wat we zouden willen zijn. In onze eclectische interieurs anno 2019 weerspiegelt zich het verlangen naar een inclusieve wereld waarin mensen en dingen uit alle tijden en windstreken met elkaar verbonden zijn. Ik hoef maar naar een hoekje in mijn huis te kijken om dat te begrijpen.