
Velen zullen dat probleem wel herkennen: alles mooi vinden! Natuurlijk zijn er ook mensen die heel consequent kiezen voor een bepaalde stijl of bepaalde periode. Sommigen richten hun huis helemaal rock ’n roll in, anderen leven, zonder concessies te doen, in een Art Deco-interieur. Maar ik heb dus het probleem dat ik alles mooi vind. Niet altijd alles tegelijk. Het is telkens weer verrassend hoe je opeens de schoonheid ziet van objecten die altijd, maar tot dan toe onopvallend, in je nabijheid waren. En … soms raak je totaal uitgekeken op een bepaalde stijl, vind je die zelfs lelijk, maar keert dat lelijke object toch weer terug in je leven en wordt het weer mooi. Wat is de verklaring toch? Los van de esthetische waarde van objecten – smaken verschillen – is voor mij ook altijd de historische waarde van belang. Of, beter gezegd, de historische sensatie, zoals die door de beroemde Nederlandse historicus Johan Huizinga werd beschreven. De historische sensatie is het directe contact met het verleden dat een object tot stand kan brengen. Het verstand is daarbij even uitgeschakeld, het is puur het gevoel dat je de zekerheid geeft dat je opeens een bepaalde periode begrijpt en dat je er bijna zelf deel van uitmaakt.
Zo kwam ik ooit via het Nederlandse aardewerk van de Goudse plateelfabrieken in ‘contact’ met de jaren ’20. Ik bouwde een verzameling op, maar raakte er ook weer op uitgekeken en deed alle vazen en borden weg. Maar ze lieten een beter begrip achter van die periode. Met de periode daarvóór, die van de art nouveau, de Jugendstil, heb ik nooit veel gehad. Tot vorige week! In de kringloop vond ik een vaas van de Deense keramisten Bing en Grondahl. Bestudering van het merkje leidde tot een datering rond 1900. Opeens gaf de vaas de historische sensatie van de ‘nieuwe tijd’ rond de eeuwwisseling waarin formalisme en academische kunst plaatsmaakte voor natuur, organische vormen, artistieke vrijheid. De pot opende een wereld en ik moet wederom bekennen dat ik alles mooi vind.