
Vanaf het midden van de Jaren ’50 overspoelde het Scandinavisch design de wereld. Mid century modern werd de trend en met de groeiende welvaart van de Wederopbouwperiode en met de industriële, seriematige productie van meubelen werd het voor de ‘gewone man’ mogelijk om zijn interieur geheel in de nieuwe stijl in te richten. Het resultaat was een enorme groei van meubelfabrieken. In het begin van de jaren ’60, op het hoogtepunt van de ‘teakmode’, waren er alleen al in Nederland honderden bedrijven die in de grote vraag voorzagen. Van al die bedrijven zijn er slechts enkele overgebleven of zijn de merknamen blijven bestaan: Artifort, Pastoe, ’t Spectrum en Gispen. In de afgelopen jaren zijn door nieuw onderzoek enkele andere merken en ontwerpers herontdekt: Fristho (William Watting), AP-Originals (Theo Tempelman), Elsrijk (Rudolf Wolf), Ahrend/De Cirkel, Gelderland (Rob Parry) en de rotanmerken Rohé en Jonkers (Dirk van Sliedregt).
Maar het zijn slechts enkele namen uit een waar Atlantis van meubeldesign. Wie in de tijdschriften uit die periode duikt, bijvoorbeeld Goed Wonen en Ons Huis, ontdekt een verzonken wereld waar nog veel pareltjes te vinden zijn. Het zou belangrijk zijn als er meer onderzoek komt naar deze belangrijke innovatieve periode in de geschiedenis van het Dutch design. Laten we als voorzet nog een paar bedrijven en hun ontwerpers noemen die zeker behoren tot de top-25 van design en kwaliteit: Hamer, Tetex (Coen de Vries), Royal System (Poul Cadovius), Artimeta, Pilastro, Zwijnenburg, Propos, Bovenkamp, C. den Boer, Hulmefa. Het merk WéBé heeft inmiddels de welverdiende herwaardering gekregen. Op de foto een elegant bijzettafeltje van ontwerper Louis van Teeffelen, dat ik vandaag heb gevonden.